Meer over pesten en weerbaarheid

De woorden pesten en weerbaarheid komen maar al te vaak in één redenering voor. Weerbaarheid zou pesten voorkomen, of andersom: een gebrek aan weerbaarheid zou pesten veroorzaken. Deze redenering houdt pesten in stand en veroorzaakt daarom vele slachtoffers.

Wat is weerbaarheid nou eigenlijk?

Want wat is weerbaarheid: in oorlogstijd is dat het afsluiten van je gevoel, om te kunnen overleven. In vredestijd is dat het positief leren omgaan met jezelf en anderen, het leren omgaan met tegenslag.  Het probleem met pesten is dat het geen tegenslag is, maar structurele terreur. Het probleem met ons huidige onderwijs (maar ook sommige, nee veel, werksituaties)  is dat deze kenmerken bevatten van een oorlogssituatie, waarin je je onveilig voelt door gebrek aan zekerheid, respect en positief leiderschap.

Nu kun je dat opvatten als onvermijdelijk, zo is het leven nu eenmaal en “kinderen zijn nu eenmaal wreed”, of, “je moet maar leren omgaan met de vele klootzakken in deze wereld” (zie mijn vorige blog) maar dat heeft wel consequenties. Er zijn er die inderdaad overleven, maar de weerbaarheid in oorlogstijd is die van afsluiten. De prijs die zij betalen is een mens- en zelfbeeld op basis van onveiligheid en het niet kunnen ontplooien van al hun capaciteiten, omdat daar nu eenmaal een veilige omgeving voor nodig is. En de prijs is ook dat er slachtoffers vallen. Deze zijn niét onvermijdelijk, maar het gevolg van de keuzes die gemaakt worden.

De slachtoffers van pesten betalen de prijs. Het gevolg van pesten: niet kunnen omgaan met kleine speldenprikjes, waarop wordt gezegd dat het pesten aan jou ligt, omdat je zo “overgevoelig” reageert en je je alles zo ontzettend aantrekt. Het gevolg van pesten is dus niet dat je weerbaarder wordt, maar juist dat je geen kans krijgt om deze op te bouwen. Want pesten is geen tegenslag (waar je met steun van je vrienden weer bovenop kunt leren komen) maar juist het stelselmatig ondermijnen van al je pogingen tot weerbaarheid, ja zelfs je pogingen om onzichtbaar te worden.

Ingrijpen bij pesten is –anders dan veel volwassenen denken- juist niet het kind de kans ontnemen om weerbaar te worden, maar diepe noodzaak. Omdat pesten niet iets is waar je maar tegen moet kunnen. Bovendien accepteert de pestende groep niet dat een kind (of volwassene) weerbaar wordt, zal er alles aan doen om de situatie weer terug te draaien: het “weerbare” kind is nu “agressief”, geen wonder dat hij geen vriendjes heeft. Er moet dan ook een einde komen aan de reflex om kinderen die gepest worden naar een weerbaarheidstraining te sturen. Dit werkt contraproductief (1) en bevestigt zowel slachtoffer als daders dat er met hem iets mis is.

Eerst vertrouwen, dan weerbaarheid

Het enige wat helpt tegen pesten is het aanpakken van de hele groep, omdat de spanningen in de groep, meestal als gevolg van afwezigheid van positief leiderschap, tot pesten hebben geleid. Voor het slachtoffer is het eerste wat hersteld moet worden na langdurig pesten het vertrouwen, niet de weerbaarheid. Dat bouw je langzaam op door de kans te krijgen om succeservaringen op te doen, óók bij het van je afbijten (iets dat door een welwillende, goed geleide groep geaccepteerd wordt als een grens, niet iets wat door de pestende groep genadeloos afgestraft wordt)

Vanuit dit opgebouwde vertrouwen kun je verschil maken tussen een buitenstaander die iets onaangenaams zegt en iemand van je eigen kring die zegt, ach joh, laat ze kletsen, ‘wij vinden je tof! Vrienden dus. Met hun steun, in een veilige omgeving, bouw je die weerbaarheid dan langzaam weer op.

Zijn de kinderen die niet gepest worden, dan wel weerbaar?

Hoe zit het met die andere kinderen, de kinderen (of volwassenen in werksituaties) die niet gepest worden. Zijn die weerbaar? En zo ja, waarom? Sommige kinderen hebben gewoon mazzel, die hebben hun uiterlijk en innerlijk mee, een stabiele thuissituatie en geen grote levensgebeurtenissen zoals verhuizen, echtscheiding, ziekte en/of dood. Ze hebben vanzelfsprekend vriendjes en komen zonder noemenswaardige problemen de schoolperiode door. Andere kinderen hebben minder geluk: ze zijn geboren met een licht afwijkend uiterlijk of een iets zwaardere lichaamsbouw(2). Of ze zijn veel gevoeliger en beschouwender van aard: ze voelen andermans pijn, ze ervaren onrecht, ze zien ieders verdriet en geluiden en gebeurtenissen worden al gauw overweldigend. Of ze zijn kwetsbaar door armoede, door levensgebeurtenissen of door een stoornis of beperking.

Dat hoeft allemaal geen probleem te zijn: in een stabiele omgeving bouwen ook zij zelfvertrouwen en dus weerbaarheid op. Maar in een instabiele omgeving zijn zij als eersten de klos. Zoals water altijd naar het laagste punt gaat, komen de spanningen in de groep bij hen terecht. Daar is geen ontkomen aan, maar de oorzaak ligt niet bij hen, maar bij de spanningen in de groep. Alleen hebben betrokkenen (de pesters, de volwassenen) er vaak geen belang bij om dit in te zien.

(Overigens kunnen ook kinderen of volwassenen die aan geen van bovenstaande omschrijvingen voldoen slachtoffer worden van pesten. Gewoon pech. Omdat pesten uiteindelijk nooit te verklaren is vanuit kenmerken van het slachtoffer, maar begrepen moet worden als signaal dat de groep onveilig is).

De pesters en de meelopers, zijn die dan weerbaar? Dat is toch echt een misvatting. In zekere zin gaan ze adequaat om met de situatie: ze worden niet gepest, ze pesten soms vanwege het lekkere gevoel van macht en saamhorigheid, of om hun eigen populariteit in de groep op te krikken. Of juist vanuit onzekerheid dat ze anders zélf gepest zouden worden.

Is weerbaarheid het overleven in ingewikkelde situaties? Ja, dat wel. Maar als dat ten koste gaat van anderen, omdat ze een pestslachtoffer nodig hebben voor hun eigen vertier en populariteit? Of om überhaupt hun schooltijd/werksituatie te overleven?

Bij pesten is iedereen verliezer

De bottomline is dat ook de pesters en meelopers veel verliezen. Bijvoorbeeld de kans om zich te ontplooien en positieve ervaringen op te doen. Of om mee te profiteren van de sterke kanten van de slachtoffers, kanten die niet tot bloei kunnen komen maar die in een veilige omgeving zoveel meerwaarde zouden kunnen geven aan de groep: diversiteit, andere perspectieven, een rijker geestesleven, een gedeeld gevoel van mededogen en echte vriendschap. Het verlies door onveiligheid uit zich niet alleen in gemiste kansen, maar ook in keiharde cijfers van ziekte en psychische problemen, ziekteverzuim, lagere schoolprestaties of lagere productiviteit, en hogere criminaliteit omdat kinderen alleen leren om op een negatieve manier, ten koste van anderen, hun doel te behalen.

Het niet ingrijpen bij pesten is een keuze, die maar al te vaak gerechtvaardigd wordt met verwijzing naar onvermijdelijkheid (alsof een oorlogssituatie in het onderwijs niet strijdig is met alles waar het onderwijs voor staat, alsof een oorlogssituatie op de werkvloer niet bakken vol geld kost aan fouten en ziekteverzuim), of naar de eigenschappen van de slachtoffers die niet weerbaar genoeg zijn. Maar in feite is dit niet-ingrijpen een politieke keuze: wegkijken is makkelijker, je hoeft je verantwoordelijkheid niet te nemen. Misschien kunnen deze wegkijkers nog eens op hun rol gewezen worden met verwijzing naar het enorme verlies dat ook zij lijden. Als mededogen en respect geen argument zijn, laten ze dan eens kijken naar hun portemonnee of hun eigen gemiste kansen. Bij pesten is iedereen verliezer, ook de pesters, ook de meelopers, ook de wegkijkers.

(Dit blog verscheen oorspronkelijk op 2 april 2014)

(1) http://www.gmw.rug.nl/~veenstra/CV/Info%20Dutch/NRCPlanvanAanpak25maart2013.pdf 

(2) Dat begint al heel jong, bij kinderen die van nature wat groter en zwaarder zijn. Al vroeg willen kinderen niet met ze spelen of lopen ze risico te worden gepest, ook bij sport of buitenspelen. Dit leidt vervolgens tot minder bewegen en meer (troost) eten en dus tot meer overgewicht.